Mooi stukje van Chris Dillow over de grote rol van sociale beïnvloeding in sociale processen. Zie de link onderaan dit bericht. Door het gemak waarmee mensen zich door anderen laten beïnvloeden, kunnen er in het sociale leven verschillende evenwichten ontstaan. Zoals een "gemeenschapsevenwicht" of een "statuscompetitie-evenwicht". En een evenwicht waarin iedereen bescheiden is en een waarin iedereen zichzelf verheft.
Op zich is dat niet zo'n bijzonder inzicht. Het is, denk ik, in het verloop van de laatste tientallen jaren bijzonder geworden door de grote invloed van de neo-klassieke economie op het sociaal-wetenschappelijk denken. Volgens die neo-klassieke economie tendeert de markt altijd naar één evenwicht en is dat ook nog eens precies het goede (Pareto-optimale) evenwicht.
Bedenk daarbij wel dat er juist ook in de sociologie een neiging heeft bestaan (en nog bestaat?) om op die manier te denken over maatschappelijke verandering. Ik doel op het functionalisme van Talcott Parsons en anderen. Elke verandering zorgt weer vanzelf voor een terugkoppeling die weer een nieuw evenwicht tot stand zou brengen. Dat werd heel concreet in het werk van Eugene Litwak, een leerling van Parsons, die in de jaren vijftig zoiets betoogde als dat alles altijd weer goed komt. De uitgebreide familie verdwijnt doordat kinderen verder van hun ouders weg gaan wonen, maar dat is niet erg, want, kijk, op het zelfde moment komt er de telefoon en kunnen mensen elkaar bellen. En de onderlinge hulpverlening? Grootouders die even bijspringen? Volwassen kinderen die de ouders een handje helpen (wat we nu mantelzorg noemen)? Nou, dat kan nu gewoon door geld over te maken. Er gaat nooit iets verkeerd of achteruit....
Maar, zoals Chris Dillow zijn bericht afsluit, de problemen van de sociale wetenschappen zijn zo `vervloekt ingewikkeld`. Je komt er niet met een één-evenwicht-manier-van-denken.
Stumbling and Mumbling:
'via Blog this'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten