Er komen experimenten met het onvoorwaardelijk basisinkomen. Marcel Canoy schrijft vandaag over een experiment dat in Leeuwarden op stapel staat. En politieke partijen buitelen over elkaar heen bij het bepleiten van zulke experimenten. Als ik het goed heb bijgehouden, zijn GroenLinks, de PvdA en D'66 nu voorstander.
Dat is een positieve ontwikkeling. Zie mijn eerdere bericht Is het Onvoorwaardelijk Basis Inkomen het sluitstuk in de opbouw van de verzorgingsstaat? Waarin ik er ook voor pleit om met experimenten te beginnen, om meer te weten te komen over de gedragseffecten. Full disclosure: Ik ben ondertussen toegetreden tot het Comité van Aanbeveling Onderzoek Basisinkomen.
Maar het denken staat niet stil. En ik vroeg me af wat je nu eigenlijk wel en wat niet kunt leren van zulke experimenten. Want de gedachte is eigenlijk steeds dat het gaat om lokale experimenten, Je geeft mensen in een bepaald omgrensd gebied dan een onvoorwaardelijk basisinkomen, in ruil waarvoor ze moeten afzien van hun rechten op uitkeringen en toeslagen.
Wat je dan kunt leren is hoe die mensen reageren op deze nieuwe omstandigheid. En dan staat al gauw de vraag voorop of ze zich wel of niet minder op de arbeidsmarkt zullen aanbieden. De vrees van tegenstanders van het basisinkomen is dat het arbeidsaanbod zal verminderen en dat zulks negatieve gevolgen zal hebben voor het economisch draagvlak voor de overheidsuitgaven, waaronder dus de uitgaven ten behoeve van dat basisinkomen. Dat is de vrees van de Oblomov-school, zo genoemd door Marcel Canoy, de vrees dus dat mensen lui zijn en minder gaan werken als ze gratis geld krijgen.
Er zijn goede redenen om daar anders over te denken. Zoals dat armoede negatieve gevolgen heeft voor het cognitieve functioneren, waardoor een neerwaartse spiraal kan ontstaan, omdat slecht cognitief functioneren weer de kans op armoede vergroot. En het lijkt er op dat je die spiraal kunt doorbreken door eenvoudigweg met een basisinkomen de armoede te doorbreken. Zie Hoe te verklaren dat armen verstandige dingen doen met het geld dat je ze geeft?
Een lokaal experiment kan dus wel inzicht geven in de aard van het effect op het arbeidsaanbod. Maar dat is maar een beperkt inzicht omdat effecten op het, zeg maar, "systeemniveau" niet kunnen optreden. Daarmee doel ik er op dat het basisinkomen het mogelijk maakt om hogere eisen te stellen aan de kwaliteit van een baan. Onveilige omstandigheden op het werk? Geen flexibele werktijden? Geen zorgverlof? Zwaar en ongezond werk? Als je kunt terugvallen op je basisinkomen, wordt het gemakkelijker om een baan met slechte arbeidsomstandigheden te weigeren. En dat betekent weer dat werkgevers geprikkeld worden om betere banen aan te bieden. Wat natuurlijk vervolgens betekent dat mensen zulke banen eerder accepteren, waardoor het arbeidsaanbod dus toeneemt.
Het risico met lokale experimenten is dus dat je alleen iets leert over die individuele effecten op het arbeidsaanbod, niet over de systeemeffecten. Want het is niet te verwachten dat de invloed van het experiment zo groot is dat ook werkgevers er hun gedrag door zullen laten veranderen.
En stel dat een lokaal experiment uitwijst dat het arbeidsaanbod afneemt, dan zullen tegenstanders triomfantelijk uitroepen: Zie je wel, dat zei ik toch? Terwijl dat systeemeffect misschien wel veel belangrijker is, maar wie heeft daar dan nog aandacht voor?
Ik ben dus wel wat bezorgd over dat enthousiasme voor zulke lokale experimenten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten