Dat de aard van de sociale omgeving waarin mensen verkeren, verschil kan maken voor hun gezondheid is wel duidelijk. Zie de vorige acht berichten in deze reeks. Maar er is ook onderzoek gedaan naar de gezondheids- en welzijnseffecten van wat mensen in het leven nastreven of wat ze in het leven belangrijk vinden. In dat onderzoek gaat het dan over aspiraties en waarden.
Tim Kasser en anderen hebben daar onderzoek naar gedaan, beginnend in de jaren negentig met dit artikel en dit artikel (dat laatste is niet full-text op het vrije internet). Zie ook dit artikel. In al dat onderzoek is mensen gevraagd naar wat ze voor de toekomst belangrijk vonden. Ze konden dan uit een lijst met aspiraties aankruisen welke ze het belangrijkst vonden. Mensen blijken dan te kunnen worden ingedeeld als meer gemeenschapsmensen of als meer statuscompetitiemensen. Dat zijn mijn termen. In de literatuur spreekt men meestal van intrinsieke versus extrinsieke (of materialistische) aspiraties.
Gemeenschapsmensen vinden de volgende aspiraties in het bijzonder belangrijk: goede vrienden hebben waar je op kunt rekenen, iets goeds doen voor de maatschappij, anderen in nood helpen, jezelf accepteren, je zelf ontplooien. (Die laatste twee blijken altijd goed met de vorige samen te gaan.)
Statuscompetitiemensen vinden deze aspiraties in het bijzonder belangrijk: financieel succesvol zijn, een baan met hoge status hebben, dingen kunnen kopen die je wilt hebben, er altijd aantrekkelijk uitzien.
Het blijkt nu dat gemeenschapsmensen meer energie hebben, minder last van depressieve stoornissen en angstgevoelens, en minder gezondheidsklachten (hoofdpijn, buikpijn, spierpijn en keelpijn) dan statuscompetitiemensen. Ook zijn ze minder narcistisch en gebruiken ze minder verslavende middelen. Zie naast de al genoemde artikelen ook dit artikel en dit artikel (van allebei alleen samenvatting op het open internet). Dit lijkt er aardig mee overeen te komen dat de gemeenschapsmensen minder last hebben van stress (type II allostatische overbelasting) dan de statuscompetitiemensen. Zie dit bericht.
Alles goed en wel, maar zijn het nu wel die aspiraties zélf die effect hebben op je gezondheid? Anders gezegd: welke mechanismen zitten hier achter? Je zou denken dat die gemeenschapsmensen niet alleen meer gemeenschapswaarden nastreven, maar ook meer een gunstige sociale omgeving om zich heen hebben. Wat ze nastreven, hebben ze ook al behoorlijk gerealiseerd. En dan zijn ze daardoor gezonder. En analoog hieraan verwacht je dan van statuscompetitiemensen dat ze meer een ongunstige sociale omgeving om zich heen hebben, dus vooral omgaan met anderen die ook om status concurreren. En zijn ze daardoor minder gezond.
Het zou ook nog kunnen zijn dat mensen hun aspiraties aanpassen aan de aspiraties die het meest in hun sociale omgeving voorkomen. Als je in een omgeving van gemeenschapsmensen opgroeit of terecht komt, dan wordt je ook een gemeenschapsmens. En als je in een statuscompetitie-omgeving opgroeit of terechtkomt, dan wordt je een statuscompetitiemens. Dat is wat je zou verwachten op grond van de evolutionaire theorie van de socialisering.
Volgens die theorie zou zo een vermogen tot aanpassing aan de omgeving ook adaptief zijn. Zo zou gemeenschapsgedrag in een omgeving van statuscompetitiemensen bepaald niet aan je welzijn en gezondheid bijdragen. Als de evolutie ons heeft toegerust met de vermogens tot gemeenschapsgedrag én statuscompetitiegedrag, dan ligt het ook voor de hand dat we ook min of meer in staat zijn om te "weten" wanneer het ene dan wel het andere gedragspatroon adequaat is. Zie ook dit bericht waar ik deze veronderstellingen als Dual Mode-theorie betitelde.
Hieruit zou de verwachting volgen dat de gezondheidseffecten van die twee typen aspiraties afhankelijk zijn van het soort sociale omgeving waarin een persoon verkeert. Het hebben van gemeenschapsaspiraties zou dus wel goed zijn voor je gezondheid in een gemeenschapsomgeving, maar niet in een statuscompetitie-omgeving. En het hebben van statuscompetitie-aspiraties zou juist goed zijn voor je gezondheid als je je in een statuscompetitie-omgeving bevindt. Met andere woorden: het congruent zijn met je omgeving, dat is waar het om draait. Voor gezondheid bestaan daar voor tot nu toe geen aanwijzingen. Maar wel voor het effect op het zelf ervaren welzijn, zoals uit dit onderzoek blijkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten