Het pleidooi van Rudi Wielers in Socialisme & Democratie (9/10, 2011) om de 30-urige werkweek als voltijds te erkennen, gaat precies in deze richting. Door een geringere arbeidsbelasting zullen mensen meer voor elkaar gaan zorgen, zoals in de vorm van mantelzorg en vrijwilligerswerk. En dat komt heel goed van pas, omdat de geprofessionaliseerde zorgsector sterk is gegroeid en als gevolg van de vergrijzing zal blijven groeien.
Deze 'vermarkting' (van de zorg) verdringt de onbetaalde zorgverlening. Mensen die niet participeren op de arbeidsmarkt zijn aanzienlijk actiever in mantelzorg en vrijwilligerswerk dan mensen met een deeltijdbaan, en die zijn weer actiever dan mensen met een voltijdbaan. (...)
Een belangrijke vraag is of de inmiddels vergaande vermarkting van zorgrelaties de kwaliteit van zorg ten goede komt. Er is veel reden daaraan te twijfelen. (...) Vaak is de kwaliteit (...) minder goed: door de nadruk op kostenbeheersing worden de zorgrelaties minder persoonlijk, en wordt het werk zwaar. (...)
Een lagere norm voor voltijdwerk en de erkenning van informele zorg als een persoonlijk en maatschappelijk nuttige activiteit zouden deze problematiek aanzienlijk verlichten. Er is veel reden om aan te nemen dat mensen bij een geringere arbeidsbelasting meer voor elkaar zullen zorgen. Het welzijnsverhogend effect van de combinatie van betaald werk en zorg is een belangrijke reden dat nu reeds veel mensen voor die combinatie kiezen. Het verklaart waarom veel moeders en ook vaders, oma's en opa's een kortere werkweek hebben. (...)
Econometrische modellen van het SCP laten een sterke stijging van de mantelzorg zien bij een scenario waarin vrouwen en mannen in grote deeltijdbanen werken. Vooral de bijdrage van mannen zou daardoor toenemen. (...)
De combinatie van betaald werk en zorg kan van grote betekenis zijn voor de zorg voor kinderen en ouderen. Als de waarde van de combinatie is erkend, kan worden gewerkt aan condities die informele zorgverlening in families en buurten vergemakkelijken. Buurten en wijken zouden zo moeten worden ingericht dat verschillende generaties naast elkaar kunnen wonen, zodat zorgverlening tussen de generaties kan plaatsvinden, zowel van grootouders (voor hun kleinkinderen) als van kinderen (voor hun ouders). Informele zorg zou niet beperkt hoeven en moeten blijven tot familierelaties, maar ook uitgangspunt kunnen zijn voor de vergroting van de leefbaarheid van buurten. Faciliteiten op buurtniveau, waarin ouders, grootouders en kinderen als vrijwilligers participeren, zullen bij een kortere arbeidsduur een groter sociaal draagvlak kunnen krijgen.Het mooie van dit pleidooi vind ik dat het er op wijst dat je via een omweg van een ingreep op de arbeidsmarkt het sociale isolement van gezinnen kunt verminderen. (Rudi en ik zijn geregeld co-auteurs geweest.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten