Dit alles lijkt mij te suggereren dat onze impuls tot pro-sociaal gedrag ook echt een impuls is. En dus vanuit een "dieper" niveau van onze hersenen afkomstig is dan daar waar we bewust en weloverwogen over ons gedrag nadenken. Dat is iets om verder over na te denken!Bij dat verder nadenken worden we nu geholpen door dit onderzoek, dat vandaag in Nature verscheen (fulltext achter de poort). De onderzoekers vroegen zich af of we, als we intuïtief (moeten) beslissen, we meer pro-sociaal handelen. Of integendeel juist meer egoïstisch. Zijn we vanuit onszelf, intuïtief, meer pro-sociaal, zodat we meer moeten nadenken en overwegen om zelfzuchtig te handelen? Of zijn we juist intuïtief meer egoïstisch en moeten we meer bewust nadenken en overwegen om meer pro-sociaal te kunnen handelen? Zijn onze impulsen pro-sociaal of juist zelfzuchtig?
De experimenten die de onderzoekers uitvoerden om deze vraag te beantwoorden, waren er op gebaseerd dat wij meer intuïtief handelen als we snel (moeten) beslissen en meer weloverwogen als we er de tijd voor (kunnen) nemen.
Het blijkt dan dat mensen in experimenten, o.a. met het collectieve goed-dilemma, die sneller beslissen, ook degenen zijn die het meest pro-sociaal handelen.
Maar ook blijkt dat als je mensen minder tijd geeft om te beslissen, ze pro-socialer kiezen dan wanneer je ze instrueert om goed na te denken en ze ook meer tijd moeten nemen. Dat wijst er op dat het sneller, en dus intuïtiever, beslissen ook echt het meer pro-sociale gedrag veroorzaakt.
Hetzelfde gebeurt als je mensen eerst laat nadenken over een situatie waarin ze op basis van intuïtie een juiste beslissing namen of juist over een situatie waarin bewuste overweging tot een juiste beslissing leidde. Degenen die over het voordeel van intuïtie hadden nagedacht, kozen pro-socialer dan degenen die over het voordeel van weloverwogen nadenken hadden nagedacht.
Hoe kan het dat meer intuïtief handelen ons pro-socialer maakt? De onderzoekers denken dat dat komt doordat wij in ons dagelijks leven de meeste interacties hebben met anderen waarmee we een persoonlijke relatie hebben en waarin we gewend zijn om ons pro-sociaal te gedragen en waarin anderen dat ook doen. Zo ontwikkelen we pro-sociale intuïties, die we alleen met bewuste inspanning ter zijde kunnen schuiven.
Of dat klopt, kun je nagaan door mensen die melden dat ze veel dagelijkse omgang hebben met pro-sociale, coöperatieve anderen te vergelijken met mensen die juist melden dat ze zulke omgang weinig hebben. Dus een vergelijking tussen mensen met een vooral pro-sociale omgeving en mensen met een minder pro-sociale omgeving. Denk aan mensen met veel goede contacten met familie, vrienden en collega's en mensen met maar weinig goede, of zelfs veel slechte, contacten. Wat je dan verwacht is dat alleen voor de eerste groep mensen geldt dat het sneller (moeten) beslissen samen gaat met meer pro-sociale keuzes. Ze hebben pro-sociale intuïties in hun gunstige sociale omgeving ontwikkeld. En de andere groep heeft juist minder pro-sociale intuïties ontwikkeld. En in het onderzoek blijkt die verwachting ook precies uit te komen.
En dat laatste wijst dus op het grote belang van de aard van onze sociale omgeving. En op het grote belang van de aard van de sociale omgeving waarin we onze kinderen laten opgroeien. Laten we er voor zorgen dat ze veel pro-sociaal gedrag in hun omgeving meemaken. Zo bouwen we aan pro-sociale impulsen en aan een vriendelijke, coöperatieve, maatschappij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten